Struikelstenen in 1018

‘Stolpersteine’, ook bekend als ‘struikelstenen’ is een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Het is een over geheel Europa verspreid monument voor de slachtoffers van het nationaalsocialisme.

Demnig brengt deze gedenktekens aan in het trottoir voor de vroegere woonhuizen van mensen die door de nazi's verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn. Deze Stolpersteine herinneren aan Joden, Sinti en Roma, politieke gevangenen, dienstweigeraars, homoseksuelen, Jehova's getuigen en gehandicapten. Over de naam Stolpersteine: men valt niet over de Stolpersteine, je struikelt met je hoofd en je hart.

De stenen zijn van beton. Op de kop van 10 x 10 cm zit een messing plaatje, waarin de naam, geboortedatum, deportatiedatum, plaats en datum van het overlijden zijn gestanst. De stenen werden lange tijd alle door Demnig zelf met de hand gemaakt en geplaatst, tegenwoordig door beeldhouwer Michael Friedrichs-Friedlände. Demnig plaatst de eerste Stolpersteine in een gemeente nog altijd zelf.

Inmiddels liggen er verspreid over heel Europa meer dan zeventigduizend Stolpersteine, waarvan in Nederland meer dan 7.000, in Amsterdam zo’n 650 en in de Plantage-Weesperbuurt meer dan 50. Er komen er elk jaar meer bij.

Hieronder staan er een aantal benoemd, in de toekomst volgen er meer. 

 

Nieuwe Prinsengracht 18

Gunter Demnig plaatst 12 struikelstenen op 2 april 2017

Struikelstenen NPG 18 alg.jpg

Nieuwe Prinsengracht 18  huis

Struikelstenen NPG 18 hs.jpg

Therese Teitelbaum -Margolinsky  (Duitsland - destijds: Oost-Pruisen, Passenheim, 11 december 1899 – Auschwitz, 27 augustus 1943)
Therese is kantoorbediende als zij in 1935 naar Nederland vlucht en onderdak krijgt bij de familie Berger. In 1942 trouwt zij met Israël Teitelbaum die in 1934 uit Oost-Pruisen naar Nederland is gevlucht. Hij woont op het Oosteinde maar Therese trekt niet bij hem in. Israël wordt in december 1943 in Auschwitz vermoord.
De kok Josef Berger komt uit dezelfde regio en woont met zijn vrouw en twee kinderen sinds 1933 in Nederland. Het gezin is kort daarna genaturaliseerd. Josef begint een koosjer restaurant aan huis, ‘Tel Aviv’. Het gezin overleeft de oorlog.

Nieuwe Prinsengracht 18  I

Struikelstenen NPG 18-1.jpg
Struikelstenen NPG 18-1 nr. 2.jpg










 

 

 

David Rood (Parijs, 17 januari 1867 –  Sobibor  13 maart 1943)
Derde kind van Nederlandse ouders. Vader is diamantslijper. Van de zeven kinderen zijn er drie in Parijs geboren, de anderen in Amsterdam. In 1887 gaat David in militaire dienst bij de infanterie. Op 8 juni 1899 trouwt hij in Amsterdam met Vrouwtje Parsser. David vervult als ritueel opzichter een belangrijk rol binnen de Joodse gemeenschap.

 Vrouwtje Rood-Parsser (Oude Pekela, 9 december 1864 – Sobibor  13 maart 1943)
Sinds mei 1938 woont zij met haar man en zuster op dit adres. Vrouwtje en David hebben in 1901 een zoon gekregen, Mozes. Hij trouwt met Frederika Peper en samen krijgen ze een dochter, Frieda. Ze wonen op de Henri Polaklaan. Frieda is 13 jaar oud als zij en haar ouders op 4 juni 1943 worden vermoord in Sobibor. De ouders en vijf broers en zussen  van Frederika Peper zijn ook vermoord.

 Annaatje van Norden-Parsser (Oude Pekela, 30 mei 1875 – Sobibor  13 maart 1943)
Zuster van Vrouwtje, weduwe. Zij is gehuwd geweest met de Amsterdammer Joseph  van Norden die in 1937 komt te overlijden. De beide broers en de zuster van Joseph zijn in verschillende kampen vermoord.

Lea Schewa Nussbaum
(Polen, Wielopolr, 3 juni 1911 – Auschwitz, 30 september 1942)
Lea Schewa vlucht in 1936 naar Nederland en werkt als huishoudster voor de familie Rood.

 Nieuwe Prinsengracht 18  II

Struikelstenen NPG 18-2.jpg
Struikelstenen NPG 18-2 nr 2.jpg

Regina Grier-Goldhaber (Duitsland, Kolomea, 28 november 1904 – Auschwitz, 19 november 1943)
Genaturaliseerd, weduwe,  moeder van Manfred, Martin en Charlotte.
Sinds februari 1943 staat zij geregistreerd als medewerkster van de Joodsche Raad  en verkrijgt  zo inkomen en vrijstelling van deportatie – zolang als de Duitsers dit toestaan.
Regina wordt samen met Martin en Charlotte op 1 augustus 1943 naar Westerbork gedeporteerd.

Manfred Grier
(Amsterdam, 17 januari 1927 – Auschwitz, 31 maart 1944)
In 1942 verblijft Manfred drie maanden in het Jeugd-Alijah tehuis in Loosdrecht. In dit tehuis voor Palestina-pioniers worden 48 jongeren voorbereid op vertrek naar Palestina door o.a. Hebreeuws en een ambacht te leren en bij boeren in de omgeving te werken. Wanneer iedereen moet onderduiken keert hij terug naar huis. Hij is een van de 14 jongeren die de oorlog niet overleven. Op 1 november 1943 wordt Manfred gedeporteerd naar Westerbork. 

Martin Grier
(Amsterdam, 2  februari 1931 – Auschwitz, 19 november 1943)

Charlotte Grier
(Amsterdam, 12  februari 1933 – Auschwitz, 19 november 1943)

Abraham Jacob Goldhaber
(Duitsland, Kolomea, 24 februari  1879 – Sobibor, 23 juli 1943)
Vader van Regina, voormalig koopman. In 1939 vluchten de ouders van Regina naar Nederland en trekken bij haar in. Net als Regina wordt Abraham geregistreerd als medewerker van de Joodsche Raad.  

Deborah Goldhaber-Weissbach
(Duitsland, Kolomea, 6 december 1880 – Sobibor, 23 juli 1943), moeder van Regina.
Abraham en Deborah bevinden zich in het allerlaatste deportatietransport van Westerbork naar Sobibor.

 

Nieuwe Prinsengracht 18  III

Sara van Thijn-Pachter (Amsterdam, 29 juni 1898 – Auschwitz, 1 oktober 1944)
Echtgenote van Emanuel van Thijn en moeder van Roosje(1926) en Jacob Barend (1933).
Het gezin weet onder te duiken maar Sara wordt toch opgepakt en in juli 1944 overgebracht naar Westerbork. Als strafgeval is zij met het laatste transport van 3 september naar Auschwitz gedeporteerd.
Pas onlangs is bekend geworden dat ook Jacob Barend rond 1944 is overleden. Details over de omstandigheden zijn niet bekend. Emanuel en Roosje hebben de oorlog overleefd.

 

Links: