Marineterrein moet geen ‘bubbel’ worden

Zowel het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum als de voltallige stadsdeelcommissie (SDC) zijn het met de Werkgroep Ontwikkeling Marineterrein eens dat de nieuw op het terrein te bouwen woonwijk in nauwe verbinding moet staan met de directe omgeving. De werkgroep, waarin zich een aantal bewoners van de Oostelijke Eilanden heeft verenigd, is bang dat het gemeentebestuur van het terrein een soort innovatiedistrict wil maken met dure woningen voor expats en veel ruimte voor bedrijven en kantoren, een bubbel van hoogopgeleiden zonder relatie met de directe omgeving. Zowel het DB als de commissie maakten duidelijk die vrees van de bewoners te delen.

Tijdens de bespreking in de SDC-vergadering van 6 juni kregen de commissieleden een eerste kans om te reageren op de plannen van de gemeente en op de visie van het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel. Op 20 juni volgt een tweede bespreking waarna de commissie zijn advies aan de gemeenteraad moet formuleren. Uit deze eerste bespreking bleek dat commissie en bestuur het in grote lijnen met elkaar en met de bewoners eens zijn. Het Marineterrein heeft nu een unieke sfeer en die moet zoveel mogelijk behouden blijven. Dat betekent dat de nieuw te bouwen woonwijk verbonden moet zijn met de buurt en dat er een divers woningaanbod moet komen met ook voldoende (sociale) woonruimte voor ouderen, jongeren en gezinnen uit buurten rondom het Marineterrein.

‘Hanteer een ontwikkelaanpak die nauw aansluit op de kenmerken van de omliggende buurten en de leefwereld van buurtbewoners’, aldus het conceptadvies van het dagelijks bestuur. ‘De bewoners van de Oostelijke Eilanden moeten zich er thuis voelen. Niet alleen door de aangeboden sociale activiteiten en functies, maar ook door de ruimtelijke indeling en ontwikkeling van het terrein. Van de ontwikkelingsstrategie verwachten wij daarom dat de ontwikkeling van het terrein duurzaam is (o.a. geen onnodige sloop van bestaande gebouwen die kwaliteit hebben) maar ook flexibel genoeg om bijvoorbeeld ruimte te bieden aan het inpassen van (delen van) het plan van de bewoners, die een alternatieve maquette hebben ontwikkeld.’

Unaniem waren de commissieleden in hun afwijzing van het voorstel om woningen te bouwen met verdiepingen van vier meter hoog. Zonde van de ruimte, vonden verschillende sprekers. Met lagere plafonds kunnen op een zelfde oppervlakte meer woningen worden gebouwd en dat is in deze tijd hard nodig. Verschillende sprekers pleitten voor meer publieke voorzieningen op het terrein, waarbij met name aandacht werd gevraagd voor horeca voor mensen met een wat smallere beurs. Dagelijks bestuurslid Lotte Terwel kon zich in deze laatste opmerking vinden, maar waarschuwde voor al te enthousiaste pleidooien voor winkels en uitgaansgelegenheden op het Marineterrein. “We moeten oppassen dat de winkeliers in de Czaar Peterstraat straks niet het slachtoffer worden.”

In één opzicht verschilde het DB-lid van mening met de commissie en de bewoners. Die hadden in hun maquette gepleit voor een mix van oude en nieuwe gebouwen losjes verspreid over het terrein met daartussen veel groen. In het plan van de gemeente wordt vastgehouden aan het eerder gepresenteerde uitgangspunt van een compacte wijk met tussen die wijk en het water een aaneengesloten groen park. Terwel bestreed de opvatting van de bewoners dat de hoeveelheid groen op het terrein hierdoor afneemt. “Op dit moment is 35 procent van het terrein groen, in een aaneengesloten plan wordt dat straks 40-45%. “Dat park krijgt in het ontwerp van de gemeente de omvang van het Sarphatipark. Dat is toch niet slecht.”